PvdA en CDA veroordeeld tot vijandschap ?

Interview  met Joop van den Berg  en Arie Oostlander .

 

 

Niet voor het eerst in de geschiedenis eindigt een coalitie met de sociaaldemocraten en christendemocraten in onderlinge verwijten. Het begint erop te lijken dat hun regeringssamenwerking is gedoemd tot mislukken. Twee oud-directeuren van de wetenschappelijke bureaus van CDA en PvdA schetsen een geschiedenis van blijvende rivaliteiten.

 

Zijn PvdA en CDA veroordeeld tot vijandschap?

 

Door Marcel ten Hooven

 

‘Uit mekaar meugen ze niet, bij elkaar deugen ze niet’, sneerde de liberale leider Pieter Oud al in de jaren vijftig over de regeringssamenwerking tussen christendemocraten en sociaaldemocraten. Met de val van Balkenende IV is opnieuw een kabinet met CDA en PvdA voortijdig in bitterheid en onmin gesneuveld. Er lijkt geen zegen te rusten op deze combinatie.

          Ook de kabinetten-Cals, -Den Uyl en -Van Agt II eindigden in een crisis. Lubbers III, ‘een kabinet van niemand’ volgens toenmalig D66-leider Hans van Mierlo, bereikte weliswaar de eindstreep, maar dat ging piepend en knarsend en ten koste van groot zetelverlies van zowel CDA als PvdA. En hoewel Oud sprak als oppositieleider, had hij gelijk dat de rooms-rode coalitie in de jaren vijftig ook al gebukt ging onder permanente spanning tussen de PvdA en de christendemocraten.

          Zal regeringssamenwerking tussen beiden altijd moeizaam zijn? Is er een blijvende, onderliggende oorzaak van hun onvermogen het een beetje prettig met elkaar te hebben?

          Los van zo’n mogelijk patroon wijst Arie Oostlander, oud-directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, op oorzaken in de persoonlijke sfeer. ,,In Lubbers III had iedereen er last van dat Ruud Lubbers een beetje te eigenwijs was geworden. Hij wist alles. Dat was ook zo, maar het was vervelend dat iedereen dat moest merken. En bij Van Agt speelde de persoonlijke vete met PvdA-leider Joop den Uyl een belangrijke rol. De oude De Gaay Fortman is nog bij hem op bezoek geweest om hem over te halen met Den Uyl dat kabinet te vormen. Van Agt is enige malen bij dat gesprek weggelopen, hij kon de gedachte fysiek gewoon niet verdragen.’’

          Niettemin ontwaren Oostlander en zijn toenmalige collega bij de PvdA Joop van den Berg, oud-directeur van de Wiardi Beckmanstichting, ook vaste patronen in de repeterende breuken die de geschiedenis van PvdA en CDA tekenen. Daarbij is niet alleen sprake van onderlinge fricties. Oostlander ziet ook binnen de partijen zelf spanningen die hun weerslag op de samenwerking met de ander hebben.

          Oostlander: ,,Nolens, de voorman van de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP), deed in de jaren twintig de roemruchte uitspraak dat zijn partij alleen ‘in uiterste noodzaak’ met de socialisten wilde regeren. Die uitspraak is een eigen leven gaan leiden, alsof christendemocraten tot in de eeuwigheid afkerig zijn van samenwerking met links. Nolens had met die woorden echter meer het oog gericht op de eigen gelederen. Bij een coalitie met de socialisten vreesde hij voor een splitsing in de eigen partij, waarbij katholieke arbeiders naar deze politieke tegenstander zouden kunnen oversteken.’’

          ,,Was het in de tijd van Nolens de zorg om de eenheid van de RKSP, nu zat het interne probleem bij de Partij van de Arbeid. Het klikt niet goed, heb ik de indruk, tussen Mariëtte Hamer en Wouter Bos. Hamer moet de hele tijd goed opletten of mensen met radicalere standpunten, zowel in de fractie als daarbuiten, niet de poten onder haar stoel wegzagen. Zij ervaart een permanente druk van politici van SP en andere linkse partijen om een harde houding aan te nemen. En in de fractie lopen er een paar rond die de fakkel zo van haar willen overnemen. Dat is niet zo’n aangename positie. Zij zal daar voortdurend een beetje nerveus over zijn. Wat zijn ze aan het doen? Ben ik wel geharnast genoeg?’’

          ,,Tegelijkertijd vermoed ik dat Wouter Bos zich best op zijn plek heeft gevoeld in deze coalitie. De christelijke wereld is deze zoon van een zendeling, met een studieverleden aan het christelijk lyceum en de Vrije Universiteit, niet vreemd. Niettemin zie ik wel een structureel probleem in de samenwerking tussen christendemocraten en sociaaldemocraten. Dat is de neiging van de PvdA om ons de hele tijd te willen vernederen.’’

          Van den Berg: ,,Dat genoegen is geheel wederzijds, moet ik zeggen.’’

         

Waar doelt u op?

 

Oostlander: ,,Wat eruit spreekt is het gevoel van superioriteit van verlichte mensen tegenover al die lui die zo’n primitieve religieuze dimensie aan de politiek toevoegen. Zo zien zij dat. Zij, de representanten van de Verlichting, vinden die gelovigen toch een beetje zielig. Dat zij God nodig hebben om zeker in het leven te staan...’’

 

Dat antisentiment zal bij liberalen toch niet minder zijn?

 

Oostlander: ,,Nee, absoluut niet! Alleen doen zij het slimmer. Zij houden zich gedeisd, waardoor wij niet in de gaten hebben dat zij onze échte vijanden zijn.’’

          Van den Berg: ,,Die slepende fricties tussen sociaaldemocraten en christendemocraten hebben zeker iets te maken met een zelfbeeld in de Partij van de Arbeid als het denkend deel der natie. In de negentiende eeuw hadden de liberalen dat ten opzichte van de confessionelen. Zo erg is het in de PvdA nooit geweest. Ook nu nog herken ik in mijn partij de navolgers van dominee Banning, een van de grondleggers, die respect vroeg voor de zingevingsvragen die het christendom stelt. Aan de andere kant heeft de secularisatie in de PvdA, en meer nog in Groenlinks en D66, de sfeer bevorderd waarin van religie wordt gedacht: ‘Dat hebben we nou wel zo’n beetje gehad.’ Vooral met de opkomst van Nieuw Links, in de jaren zestig, is er veel verloren gegaan. Met Nieuw Links trad de generatie aan die verse herinneringen had aan het gezag van de kerk en daar afstand van nam.’’

          ,,Vandaar ook die gruwelijke schrik, ook bij sociaaldemocraten, toen we ons na de aanslagen van de elfde september plotsklaps realiseerden dat God weliswaar uit ons beeld is verdwenen, maar Allah met honderdduizenden de grote steden is binnengetrokken. Daar hadden we helemaal niet op gerekend.’’

 

Hebben we hier de kern van de repeterende breuken tussen CDA en PvdA blootgelegd?

 

Van den Berg: ,,Historische onkunde over de rol van religie in de samenleving speelt zeker een rol. Maar in de samenwerking tussen christendemocraten en sociaaldemocraten is dat niet het grootste probleem. In deze moeizame geschiedenis is het structurele probleem dat zij beiden vanouds elkaars belangrijkste rivalen zijn, in dubbel opzicht. In de eerste plaats electoraal. Dat belastte tot de jaren ’70 vooral de verhouding tussen de Katholieke Volkspartij, lange tijd de grootste, en de PvdA. KVP en PvdA vertoonden grote overeenkomsten in de sociale opbouw van hun electoraat en in hun maatschappelijke omgeving, oftewel de organisaties die beide partijen omringden, waardoor ze elkaar ook in de weg liepen. Die rivaliteit werkte eigenlijk het beste als de een regeerde en de ander in de oppositie zat. Dan stuwden ze elkaar op. De KVP holde echt voor de sociaaldemocraten uit als het ging over de sociale zekerheid! Ik lees nu weer telkens dat regeren met de PvdA twee keer zoveel geld kost en twee keer zoveel tijd om te onderhandelen. Maar in de periode-Drees was de PvdA aan de zuinige kant in de sociale politiek. Drees moest altijd aan de handrem trekken tegenover katholieke ministers.’’

          ,,De tweede rivaliteit houdt mij politiek-historisch het meeste bezig. Dat is de rivaliteit om welke partij de centrale, stabiele factor is in de Nederlandse politiek. Wat bedoel ik daarmee? Dat is de partij waarnaar de kiezers neigen die zich niet meer zeker voelen. De uitslag van 2002 is daarvan een sterk voorbeeld. Het CDA was toen de uitweg voor de meeste mensen die niet op Fortuyn wilden stemmen en vreesden voor allerlei gekkigheid in de politiek.’’

 

Dat is de rivaliteit om de spilpositie in de Nederlandse politiek.

 

Van den Berg: ,,Ja. En het CDA heeft die zeker niet altijd bekleed. De PvdA heeft twee keer de kans gehad de spilpositie voor langere tijd te veroveren. En beide keren heeft ze die kans ook weer laten glippen. De eerste keer was tegen het einde van de periode-Drees, in de tweede helft van de jaren vijftig. De PvdA was toen echt bezig zich tot de stabiele factor te ontwikkelen. De tweede keer was eind jaren negentig, ten tijde van Wim Koks premierschap van het paarse kabinet. Waarom heeft de PvdA die positie toen verknoeid? Doordat ze zich niet tijdig wegdraaide van de VVD. Iedereen zag dat de samenwerking met de liberalen op een einde liep, maar niemand in de PvdA, en vooral Ad Melkert niet, heeft  gedurfd de stap te maken naar een coalitie met het CDA, desnoods aangevuld met GroenLinks. Dat had toen heel goed gekund.’’

          ,,Volgens mij is de periode-Den Uyl in een aantal opzichten dan ook eerder een dieptepunt dan een hoogtepunt in de geschiedenis van de PvdA. Omdat we toen een in de regering verdwaalde oppositiepartij waren. Daar is het probleem ontstaan dat CDA en PvdA is blijven achtervolgen. Dat is de onwil van de PvdA die gezamenlijke partij van christendemocraten als een feit te accepteren en te respecteren. Ik begrijp goed dat CDA’ers zich daaraan ergeren.’’

          Oostlander: ,,Dat heb ik nu nooit goed begrepen, die wens bij zowel CDA’ers als PvdA’ers dat de andere partij maar kapot mag gaan. Wie heeft er op dit moment belang bij dat de PvdA er slecht aan toe is? Geen sterveling! Ik ken PvdA-politici die hopen dat het CDA ten onder gaat, ik ken CDA-politici die de PvdA het einde toewensen. Dat is niet goed. Ook wij hebben als gouvernementele partij belang bij de regeerbaarheid van dit land. Dus moeten wij onderstrepen hoe belangrijk het is dat de PvdA weer gezond en stabiel wordt, zeker tegenover kiezers die toch niet op ons zullen stemmen.’’

 

Wenst u dat de VVD ook toe?

 

Oostlander: ,,Het doet me verdriet te zien hoezeer de VVD in de versukkeling is, met die hang naar Wilders-achtige opvattingen. En dan dat getetter in de Kamer. Hoe hadden we dat nu ooit van deze fatsoenlijke burgerheren kunnen verwachten?’’

          Van den Berg: ,,En dat onder een fractievoorzitter, Mark Rutte, die een verlichte liberaal is.’’

          Oostlander: ,,Ja, maar die iets anders speelt.’’

 

Sinds de aanslagen in New York en de moord op Fortuyn is de positie van religie in het publieke domein een van de grote vraagstukken in de politiek, naast de globalisering en de economie. VVD en PvdA lijken door dit vraagstuk het meest in de war gebracht.

 

Oostlander: ,,Ik heb daar met een goede vriend bij de PvdA over gesproken. Hij zei: ‘Als ons beginselprogramma niet meer actueel is, dan valt het ons moeilijk te ontdekken waaruit we de vernieuwing moeten putten. Jullie hebben dan altijd nog de Bijbel.’ Ik antwoordde: ‘Dat heb je goed gezien, makker!’ We danken veel aan de Bijbelse inspiratie. Als directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA heb ik destijds bewust geprobeerd uit het christelijke gedachtegoed conclusies te trekken voor de gewenste maatschappelijke ordening. Mooi dat we de mogelijkheid hebben ons op deze gezaghebbende bron te beroepen. De Heilige Schrift is toch iets anders dan werk van Karl Marx of een andere grootheid.’’

          ,,Aan de andere kant zie ik een gevaar. Je hebt ook stromingen in het christendom, bijvoorbeeld in groene kringen, die het Koninkrijk Gods op aarde willen bouwen. Dat is levensgevaarlijk! Zij duikt tekens weer in de politiek op, die doperse stroming, en elke keer weer loopt ze met de kop tegen de muur. Een typisch Nederlands verschijnsel. Aan die religieuze dimensie kunnen politici veel creativiteit ontlenen, of ze nu geloven of niet, zolang ze maar weten dat ze een mens zijn en niet God.’’

          Van den Berg: ,,Voor de religieuze inspiratie hoef je niet per se een christendemocratische partij te vormen. De Partij van de Arbeid is in 1946 voortgekomen uit de Doorbraak, de beweging die vooroorlogse partijgrenzen wenste te doorbreken. Ook christenen die zich aangetrokken voelden tot sociaaldemocratische idealen waren welkom in de PvdA. Die erfenis hebben we te veel uit het oog verloren. Religieuze geïnspireerdheid kan ook leiden tot een keuze voor de sociaaldemocratie.’’

          Oostlander: ,,Dat kan, zeker. Ik vind het bijzonder spijtig dat de coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie nu op de klippen is gelopen. Qua samenstelling was dit mijn ideale coalitie. Jammer dat ze er niet hebben uitgehaald wat erin zat. Ik heb nog niet zo lang geleden nog eens aan Balkenende gevraagd waarom hij niet samen met Bos en Rouvoet een visionaire troonrede schreef, in plaats van honderd alineaatjes over maatregel zus en maatregel zo. Het zou het vertrouwen van de mensen in het kabinet goed hebben gedaan, denk ik, als zij de indruk zouden hebben gekregen dat die lui er samen echt iets van wilden maken. Principes zijn goed om de mensen de politiek te helpen begrijpen. Dus, zou mijn advies zijn geweest, laat PvdA’ers de werken van Banning weer eens uit de kast trekken en CDA’ers hun christelijk-sociale gedachtegoed wat meer beklemtonen. Dat zou bindend hebben gewerkt. In een coalitie hoef je dan ook niet alles precies af te spreken. Ook zonder dat weet je wel zo ongeveer waar je globaal genomen samen voor staat.’’

          ,,Ik had wat dit betreft van Balkenende meer verwacht. Hij komt uit het ideologische klimaat van ons Wetenschappelijk Instituut, waar hij en ik collega’s waren. We verdiepten ons in de ideologische waardes van de stromingen in de christendemocratie. Heel erg jammer dat hij die achtergrond niet méér heeft benut ten dienste van deze coalitie. Balkenende heeft een gebrek aan bindend vermogen. Hij is er niet in geslaagd van dit kabinet een fijn team te maken. Dat is een tekortkoming van hem.’’

         

Hirsch Ballin constateerde al eerder dat de gezamenlijke opdracht in de coalitie ontbrak. Als ook ministers dit manco van de coalitie onderkenden, waarom is er niets aan gedaan?

 

Oostlander: ,,Ik begrijp dat ook niet. Deze coalitie had dat gekund.’’

          Van den Berg: ,,Op basis van de ideologieën van PvdA, CDA en ChristenUnie zou zij zeker een verantwoordelijk antwoord op het minderhedenvraagstuk in Nederland hebben kunnen geven. Maar ja, de PvdA is zich kapot geschrokken van 2002, de doorbraak van Fortuyn, en uit evenwicht geraakt over dat vraagstuk. In de partij heerst er verdeeldheid over. Opnieuw blijkt hier dat de sociaaldemocratie in verwarring is over de rol van religie in de moderne samenleving.’’

          ,,Overigens is in katholieke streken en ook onder orthodox protestanten de vrees voor de islam groot: ‘Die kerk van ons wordt steeds kleiner en irrelevanter. Moet je eens zien wat er met die islam gebeurt!’ Ik heb heel verstandige, rustige kennissen, heel trouwe CDA-stemmers, die toch sympathie hebben opgevat voor de ideeën van Wilders. Dat fenomeen neem ik nu meer waar in CDA-kring dan in de onze. Maar dat zegt niet zoveel. Wij zijn in een eerdere fase al aanhang kwijtgeraakt die direct of via de SP bij de PVV terecht is gekomen.’’